De burgerlijke rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Kortrijk, heeft zich eind 2020 uitgesproken over een door de gewestelijk stedenbouwkundig inspecteur aangevatte vordering tot afbraak van een 4-tal gebouwen (opgericht zonder vergunning) in agrarisch gebied.

Over een paardenstal in agrarisch gebied die er geen is.

In dit artikel wordt de recente rechtspraak van de Raad voor Vergunningsbetwistingen aangaande meldingen onder de loep genomen. De RvVb blijkt met een behoorlijk kritisch oog te kijken naar de meldingsaktes die haar worden voorgeschoteld.

De materiële bevoegdheid van de rechtbank voor vorderingen van hinder uit nabuurschap is reeds lang een punt van discussie.
 

In de zaak die geleid heeft tot het arrest RvVb-A-1920-0691 van 17 maart 2020 had de vergunningsaanvraag in landschappelijk waardevol agrarisch gebied betrekking op twee aspecten: enerzijds de regularisatie van klinkerverharding van 327,17 m2 en anderzijds de oprichting van een afsluiting van 2,20 meter hoog (teruggebracht tot 2 meter).